Omgaan met een kind dat iets heeft, anders is dan anderen, is soms moeilijk. Dan verlies je als ouder weleens je geduld, of raak je gefrustreerd. En daar voel je je dan weer schuldig over. Want wat als je kind je dat later kwalijk neemt?
Heel vaak voel ik mij een slechte moeder. Voor mijn zoon, niet voor mijn dochters. Ik ben voor mijn meisjes een andere moeder dan voor mijn jongetje. Daarom vrees ik dat zij later heel anders op hun jeugd zullen terugkijken en hun relatie met mij heel verschillend zullen ervaren. Dat vind ik erg, want het zou toch zo moeten zijn dat je al je kinderen gelijk behandelt. Omdat ze je allemaal even lief zijn en je al je kinderen de mooiste jeugd mogelijk wilt geven. Dat wil ik ook heel graag. En alledrie mijn kinderen zijn me inderdaad even lief. Maar soms ben ik bang dat mijn zoon, als hij later terugkijkt op zijn jeugd, zal moeten concluderen dat die van zijn zusjes mooier was dan die van hem. En dat ik daarvoor verantwoordelijk ben.
Ik begrijp mijn zoon heel vaak niet. Ik begrijp niet waarom hij niet luistert, waarom hij altijd maar lawaai maakt, waarom hij heel vaak druk is, alleen maar aan zichzelf denkt en soms zelfs agressief is. Of eigenlijk begrijp ik het natuurlijk wel, want dat komt door zijn autisme. Ik begrijp dat hij er daarom weinig aan kan doen, dat het niet expres is en dat hij het niet doet om mij dwars te zitten. Ik begrijp het, maar toch kan het me enorm frustreren. En lukt het me niet om altijd maar begrip te hebben. Daarom ben ik er soms helemaal klaar mee, met mijn zoon en zijn autistische gedrag. Verlies ik mijn geduld en word ik boos. Verhef ik mijn stem en roep ik dat hij normaal moet doen. Ben ik soms minder vergevingsgezind dan bij zijn zusjes. Omdat iedere druppel mijn toch al overvolle emmer vaak doet overlopen.
Voor mijn zoon ben ik regelmatig een vervelende, boze moeder. Tenminste, ik ben bang dat hij het zo ziet. Dat hij denkt dat ik hem minder lief vind dan zijn zusjes of, erger nog, dat ik minder van hem houd. Dat hij het altijd fout doet en dat ik daarom kwaad word. Dat hij een slecht gevoel over zichzelf krijgt, omdat ik hem doe geloven dat hij stom is. En dat ik hem dus uiteindelijk gebroken de wereld in stuur. Terwijl ik als zijn moeder juist zou moeten zorgen dat zijn fundamenten stevig en onbreekbaar zijn. Soms moet ik stiekem huilen als ik ’s avonds in bed lig na een dag waarop ik weinig geduld met hem heb gehad. Soms sluip ik dan naar zijn kamer en kniel naast zijn bed neer om hem over zijn hoofd te strijken. Om in zijn oor te fluisteren dat ik echt heel veel van hem houd, ook als ik soms boos ben. En dan hoop ik maar met heel mijn hart dat hij dat diep van binnen voelt als hij ’s ochtends wakker wordt.
Ik doe echt mijn best om te leven met mijn zoons autisme. Om het te accepteren zoals het is, omdat het niet anders wordt. Om mijn kind duidelijk te maken dat ik wéét dat hij er niks aan doen kan en dat ik hem niet, nooit, minder lief, slim, bijzonder en fantastisch vind dan zijn twee zusjes. Want dat vind ik niet. Soms, als ik in zijn ogen kijk, realiseer ik me dat ik te weinig oog heb voor hoe mooi hij is. Zowel van binnen als van buiten. Dat ik minder vaak zijn autisme en wat dat met hem doet zou moeten zien als ik naar hem kijk en veel vaker hém, dat jongetje met zijn hemelsblauwe kijkers, waarachter zoveel meer verscholen ligt dan alleen die stoornis. Ik doe mijn best, maar het lukt me niet altijd en wat voel ik me daar schuldig om.
Zal mijn zoon mij later kunnen vergeven, dat ik me soms heb laten bespelen door dat autisme? Ik weet het niet. Als dat niet zo is is dat zijn goed recht, want hij mocht ook meer van me verwachten. Toch hoop ik dat hij later snappen zal dat hij me meer dan lief is en ook altijd is geweest. En dat hij dan over zijn hart kan strijken en nog steeds mijn hand vast wil houden. Net zoals nu, als we samen over straat lopen. Want hoewel het soms moeilijk voor ons is om samen te zijn, zonder mijn zoon aan mijn zijde, zou ik niet weten wat ik moest.