Ze worden zo snel groot – en hoe moeilijk ik dat stiekem vind

Als je middenin de kleine kinderen zit, voelt het alsof ze nooit groot worden. Je kunt je niet voorstellen dat ze ooit uit zullen vliegen. Maar voor je het weet is het toch ineens zover. Dan begint het grote loslaten. En dat blijkt dan toch best wel slikken.

Mijn zoon heeft onlangs leren fietsen. Op een echte fiets dus, zonder zijwieltjes. Ik had gedacht dat het wel een eeuwigheid zou duren voor hij het kunstje onder de knie had, maar ik had hem duidelijk ernstig onderschat. Na twee keer oefenen suisde hij op topspeed door de speeltuin, onderwijl scanderend “Hier kom ik aan! Nu leid ik mijn eigen leven!” Dat leek me een wat erg voorbarige conclusie, maar toch, hij had wel een punt. Met het wegvallen van die zijwieltjes veroverde hij weer een stukje meer van de wereld. Op twee wielen ben je nou eenmaal een stuk sneller en kom je een stuk verder dan op twee benen.

Bittere pil

Tot mijn grote opluchting donderde hij bij het derde rondje toch nog frontaal de bosjes in, wat mij sterkte in het idee dat hij me toch nog niet helemaal kan missen (ik zwaai tenslotte de scepter over de EHBO-kit, waarin de SpongeBob pleisters zitten). Het blijkt namelijk toch wel een bittere pil om tot de conclusie te komen dat je kinderen jou steeds minder nodig hebben. Natuurlijk ben ik trots, als ik dat jochie opeens zomaar weg zie fietsen met zijn helmpje op. Het geheugen van mijn telefoon was niet voor niets direct vol door alle foto’s en filmpjes die ik van dat gloriemoment heb gemaakt. Maar toch, ik had eigenlijk verwacht dat ik nog wat langer met hem mee moest rennen door de speeltuin, mijn hand in zijn warme nekje, omdat hij niet wilde dat ik hem los zou laten. Maar blijkbaar kan mijn zoon wel wennen aan dat gevoel van die wind door zijn plotseling gespreide vleugels.

Het eind van een tijdperk

Laatst hoorde ik ‘s nachts opeens onduidelijke geluiden uit de badkamer komen. Gewapend met een pantoffel sloop ik dus naar beneden, om op het toilet mijn 3-jarige dochter aan te treffen, haar pyjamabroek en luier op haar enkels, lustig poepend. Bij het zien van mijn verbouwereerde blik, stak madame nuffig haar neus in lucht en sprak de onsterfelijke woorden: “Ben  al zinnelijk, hoor mama!”. En hoewel dat natuurlijk een nachtelijk applausje waard was, had ik het toch gewaardeerd als ze me van tevoren even op de hoogte had gesteld dat deze mijlpaal in de planning zat. Dan had ik me erop voor kunnen bereiden dat de luiers de deur uit kunnen. Bij de Kruidvat stiekem nog even aan de billendoekjes kunnen ruiken en was ik samen met mijn dochter piepkleine Frozen onderbroekjes gaan kopen bij wijze van chantagemiddel, om haar tot zindelijkheid te verleiden. Maar helaas, that ship has sailed. Weer het eind van een tijdperk. En ik heb er niet eens fatsoenlijk een avondje bubbels op kunnen drinken.

De regie over hun eigen leven

Ik vind het prachtig om te zien hoe mijn kinderen, die in mijn hoofd gisteren nog kleine baby’s waren, opeens beginnen uit te groeien tot volwaardige personen. Die het heft in eigen handen nemen en de regie opeisen over hun eigen leven. Ik kan mijn ogen nauwelijks droog houden (en mijn lachen nauwelijks inhouden ook trouwens) als mijn zoon, die niet zo lang geleden nog bang was voor Bumba de horrorclown (en terecht overigens, ik ben er met mijn 33 jaar nog steeds niet overheen) nu zegt dat hij Sesamstraat ‘voor baby’s’ vindt, of dat hij op school met zijn vriendje ‘vet cool’ heeft ‘gechilld’ (wat houdt dat in als je 5 jaar bent?) Of als ik ‘s ochtends opsta en mijn dochter wil gaan aankleden, maar dan moet constateren dat ze eigenhandig al een of andere wanstaltige combinatie uit haar kast heeft getrokken. Wat is het mooi om ze zo te zien groeien. Maar wat steekt het toch ook, iedere keer als ze weer een stapje verder zetten.

Toen mijn zoon laatst zijn eigen veters moest leren strikken, vroeg hij met verschrikte ogen: “Maar mama, wat als ik dat niet kan?” Ergens had ik de neiging snel zelf zijn schoenen vast te maken, want dan had hij me weer even nodig. Maar dat is natuurlijk niet zo eerlijk, want mijn grote kinderen kunnen er niks aan doen dat hun moederkloek haar hulpeloze kuikens mist. Want als je kind aan je vraagt: “Maar mama, wat als ik val?”, dan is het enige juiste antwoord: “Oh kind, maar stel je voor dat je vliegt?”.