Als papa van huis is…staat mama doodsangsten uit

Vala is een onafhankelijke vrouw. Ze heeft haar man nergens voor nodig. Maar als-ie weg is, vindt ze dat stiekem toch niet zo prettig.

Ik zal de laatste zijn om te beweren dat ik een man nodig heb om me veilig te voelen. Ik beschouw mezelf namelijk als een sterke, geëmancipeerde vrouw. Al sinds mijn 17e woon ik op mezelf en ik ben bijzonder goed in staat mezelf te bedruipen. Jarenlang fietste ik in het holst van de nacht, door een pikdonker Amsterdam van mijn baantje in de kroeg naar mijn appartement in een destijds nog slecht bekend staand deel van de stad. Onverschrokken en met een busje pepperspray in de aanslag voor het afweren van eventuele wilde honden, bijlmoordenaars en ander gevaarlijk gespuis. Ik heb geen vent nodig om mijn belastingaangifte te doen, zware boodschappen te tillen, of een nieuw lampje in een fitting te draaien. Als het moet ben ik zelfs in staat om eigenhandig heel grote spinnen uit mijn huis te verwijderen en dat wil wat zeggen, want ik ben écht als de dood voor spinnen. Ik ben, kortom, een onvervalste powervrouw die haar eigen boontjes moeiteloos dopt. En toch moet ik bekennen dat ik, als Mario van huis is, stiekem verander in een heel klein meisje.

Lees ook: Ouders, houd de kinderen vast (want voor je het weet is het te laat)

Zoals laatst bijvoorbeeld, toen mijn echtgenoot met zijn broer een weekendje weg was en ik dus thuis in mijn eentje het fort en de kinderen moest bewaken. Wat op zichzelf helemaal geen probleem is, want inmiddels ben ik zo’n doorgewinterde moeder dat ik die drie kinderen en het huishouden met twee vingers in mijn neus bestier. Het is dan ook niet de praktische kant van het gebrek aan mannelijk gezelschap dat mij parten speelt. Nee, het is de emotionele (en laat ik daar dan ook gelijk maar bij zeggen: irrationele) kant. Sinds ik kinderen heb ben ik namelijk bang zonder man. Want: wat als er wat gebeurt? Niet in de zin van die grote spin die dan op de één of andere manier altijd opeens opduikt en zelfs niet als alle stoppen opeens doorslaan als je net staat te koken en de wasmachine aan hebt staan. Maar meer in de zin van wat als er brand uitbreekt, ingebroken wordt, of een kind opeens heel erg ziek wordt? Iedere keer als Mario ’s nachts niet naast me ligt, schijt ik stiekem zeven kleuren. Controleer ik voor ik naar bed ga tien keer compulsief of de deur wel echt op slot is en het gas uit staat. Temperatuur ik alle kinderen drie keer per dag ook al maken ze helemaal geen zieke indruk en laat ik ’s nachts op alle verdiepingen het licht aan. En lig ik bibberend onder mijn dekbed schietgebedjes waarin ik vraag of Onze Lieve heer er alsjeblieft voor wil zorgen dat we de nacht zullen overleven. Terwijl ik niet in God geloof. Girlpower? Not so much dus.

Waar het mee te maken heeft? Ik weet het niet precies. Waarschijnlijk met de immer aanwezige angst des moeders dat haar kroost iets overkomt. Die is er mét man natuurlijk ook wel, maar blijkbaar vind ik geruststelling in het idee dat ik dan in ieder geval een potentiële redder in nood achter de hand heb, mocht ik de klus zelf niet kunnen klaren. Ik ben namelijk toch bang dat ik het afleg als ik het op moet nemen tegen drie grote mannen met bivakmutsen die mijn huis komen leegroven en mijn en passant mijn kinderen willen ontvoeren. Ik weet ook niet of het me lukt om met drie kinderen onder mijn arm langs de regenpijp uit mijn brandende huis te ontsnappen. En wat nou als er opeens eentje een spontane aanval krijgt van Ebola, hoe moet dat dan met die andere twee die gewoon rustig liggen te slapen? Of erger nog: als ze alledrie tegelijk buikgriep krijgen: hoe moet ik dan in mijn eentje al die kots en stront opruimen? Het angstzweet breekt me uit als ik er alleen nog maar aan dénk. Eigenlijk schaam ik me er diep voor en het is mijn eer te na, maar ik kan niet anders dan schoorvoetend toegeven: schat, ik heb je nodig. Laat me alsjeblieft niet alleen.

Onzin natuurlijk, want als het ochtendgloren boven de huizen uit kruipt en ik met roodomrande ogen van het angstig wakker liggen boterhammen sta te smeren voor de (nog steeds gezonde, niet ontvoerde of verbrande) kinderen, sla ik mezelf weer figuurlijk voor mijn kop voor zoveel aanstellerij. Want natuurlijk gebeurt er helemaal niks (even afkloppen…). Natuurlijk overleven we zo’n paar luizige dagen zonder papa gewoon heelhuids. Want: dat kúnnen wij. Dat kán ik. Man up, woman! Kweek eens ballen. Jemig. Ja, soms gebeuren er onvoorziene, enge dingen. Maar meestal niet. En, hoewel ik regelmatig Mario’s uitstekende kwaliteiten op het gebied van zo ongeveer alles bejubel, waag ik te betwijfelen of hij wél in staat zou zijn om calamiteiten van dergelijk formaat koelbloedig en adequaat het hoofd te bieden zonder dat er slachtoffers vallen. In zo’n situatie kan namelijk zelfs de sterkste man z’n spierballen nog zo laten rollen, ook voor hem geldt dan toch weinig anders dan de dood of de gladiolen, dus eigenlijk heb je dan gewoon nog steeds bitter weinig aan zo’n vent.

Ik neem mij dus voor voortaan niet meer bang te zijn als Mario van huis is. Eens een powervrouw, altijd een powervrouw tenslotte. Zijn volgende weekend weg staat al gepland en dit keer zal ik rustig slapen. Vooral ook omdat ik voor die tijd een alarmsysteem met brandsensors, infraroodcamera’s en een panic room laat installeren. Niet dat er wat gebeurt natuurlijk. Maar ach, je weet maar nooit.

Lees ook: Ode aan de oppas.