Wat als deze ook weer ‘niet normaal’ is?

Vala heeft een autistische zoon en een dochter met chronische darmproblemen. Tijdens haar zwangerschappen leken beide kinderen op alle echo’s gewoon gezond, maar, zoals dat gaat in het leven, is nou eenmaal niets echt wat het lijkt. Nu is ze zwanger van de derde. En ook met dit kind lijkt alles helemaal in orde. Maar, wat als dat ook dit keer weer niet zo blijkt te zijn? Vala is er soms bang voor.

Inmiddels ben ik ruim 26 weken zwanger. En begint het dus behoorlijk ‘echt’ te worden. De baby schopt zich dagelijks een slag in de rondte daar van binnen en mijn buik wordt zienderogen dikker. De babykamer is geschilderd, de wieg is inmiddels in huis. En ’s avonds lig ik dan in bed, denkend aan opnieuw zo’n heel klein baby’tje dat ik straks in mijn armen mag houden, mag wiegen en mag knuffelen. Nog één keer zo’n echt heel kleintje, een beetje onverwacht, dat wel, maar na een tijdje wennen toch ook wel weer heel leuk. Mijn bonusbaby. Maar af en toe, als ik dan in bed lig op mijn roze wolk, dan bekruipt me toch opeens een beangstigend gevoel. Een gevoel dat ik op sommige nachten niet van me af kan schudden. Omdat ik weet dat die roze wolk misschien ook weleens grijs kan zijn.

Lees ook: Néém je nou een kind, of kríjg je er eentje?

“Ben je niet bang?”, vragen mensen soms, “Dat deze ook weer niet goed is?” En dan kijken ze met een schuin oog naar mijn twee oudste Terroristen. Waar, inderdaad, best wel wat ‘mis’ mee is, al klinkt dat misschien niet zo aardig. Op het eerste gezicht twee hele normale kinderen, met alles erop en eraan. Geen bochels en geen horrelvoeten, geen rare zenuwtics of andere uiterlijke tekenen van mankementen. Maar ja, autisme en een chronische aandoening hebben, dat zie je meestal niet aan de buitenkant. Terwijl het er toch wel degelijk is. Leven met en zorgen voor twee kindjes die buiten de gebaande paden lopen, dat is niet altijd makkelijk. En zeker niet wat ik me had voorgesteld van het moederschap. Natuurlijk mag je nooit gaan vergelijken, maar als ik soms kijk naar moeders met gezonde kinderen, dan lijkt me dat toch wel echt een luxe, zo makkelijk als de dingen bij hen gaan. En ja, dan denk ik soms dus best wel, als ik ’s avonds mijn handen over mijn bollende buik laat gaan: “Wat als er dit er ook weer zo eentje is…?”

Want, wat áls dit er inderdaad weer zo eentje is? Kan ik dat dan eigenlijk wel aan? Die maanden van hemeltergend huilen, van onzekerheid, ziekenhuisbezoeken, angst en verdriet, red ik dat wel nog een keer? Soms weet ik niet meer hoe ik er toen doorheen gekomen ben, hoe ik op mijn benen heb kunnen blijven staan, hoe we het gehaald hebben tot waar we nu gekomen zijn. En nu, nu is het eindelijk rustig, althans, soort van. Waar we allemaal ontzettend van genieten. Niet alleen ikzelf, mijn ex-man en Mario, maar ook de Terroristen zélf, die met zichzelf en alles waar ze mee te kampen hebben, hun draai hebben gevonden, hebben geleerd te leven met wat dat leven op hun pad gegooid heeft, zonder dat ze daar zelf om gevraagd hebben. En daar ben ik trots op. Trots op wat we met z’n allen bereikt hebben en hoe goed het met ons gaat. Dus waarom, waarom in vredesnaam, zou ik daar nu zo’n enorme gok mee wagen? Want dat blijft een kind krijgen toch gewoon: een enorme gok.

Als je voor het eerst zwanger bent, dan ben je onbevangen, verwachtingsvol, naïef. Dan denk je nog dat alles goedkomt, dat jij natuurlijk niet één van die mensen wordt waarbij het anders loopt. Gelukkig maar, anders zou niemand nog aan kinderen beginnen, als ze zich bewust waren van de risico’s die je loopt, als je van tevoren kunt voelen wat ik heb moeten voelen, want echt, dat wens ik gewoon niemand toe. Maar het is niet meer mijn eerste keer, dus inmiddels weet ik het wél. En ja, ik ben er bang voor, dat ik dat alles weer opnieuw moet voelen. Dat de mooie echo’s van dit kindje ook weer schijn zullen blijken en dat ik, als het eenmaal in mijn armen ligt, meteen wéér weet dat het niet klopt. Dat we dan opnieuw in die hel terechtkomen en wie verzekert mij ervan dat er ook aan het eind van die tunnel uiteindelijk weer licht is? Want wat als drie keer dus écht scheepsrecht is en we dit keer de overkant gewoon niet halen? Ja, daar ben ik bang voor.

Maar dan voel ik mijn Terrorist nr. 3 bewegen onder mijn huid, schoppen tegen mijn hand als ik die op mijn buik leg. En dan weet ik: als we er nog een keer doorheen moeten, dan is dat dus maar zo. Dan doen we ook voor dit kindje wat er nodig is om het zo goed mogelijk te begeleiden op de weg die het heeft af te leggen, hoeveel hobbels we op die weg ook moeten nemen. Destijds wist ik niet of we uiteindelijk onze bestemming wel zouden halen, simpelweg omdat we het eind van die lange, lange weg gewoon niet konden zien. Maar inmiddels wéét dat ik we er wel komen, hoe eindeloos die weg zich ook weer voor ons uitstrekt. Omdat we het al één, zelfs twee keer, gered hebben, dus ik ken onze kracht en ons uithoudingsvermogen en ik weet nu dat ik daarop kan vertrouwen. Eng is het soms nog steeds wel, maar in ieder geval niet meer uitzichtloos, zoals het toen af en toe wel leek. En met die wetenschap kan ik dan ’s nachts toch weer slapen, terwijl van binnen mijn kind zich in alle vertrouwen tegen mijn handen nestelt.

Lees ook: Als je na vijf jaar toch opeens met je kind kunt knuffelen.